|
1
2
3
4
5
|
1) | Hetgeen van den beginne was,1) hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben,2) en onze handen getast hebben, van het Woord3) des levens;4) |
2) | (Want5) het Leven6) is geopenbaard,7) en wij hebben het gezien,8) en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven,9) Hetwelk bij den10) Vader was, en ons is geopenbaard.)11) |
3) | Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons12) gemeenschap zoudt13) hebben, en deze onze gemeenschap14) ook zij15) met den Vader,16) en met Zijn Zoon17) Jezus Christus. |
4) | En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap18) vervuld zij.19) |
5) | En dit is de verkondiging,20) die wij van Hem gehoord hebben,21) en wij u verkondigen, dat God een Licht is,22) en gans geen duisternis23) in Hem is. |
6) | Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in de duisternis24) wandelen, zo25) liegen wij,26) en doen de waarheid niet.27) |
7) | Maar indien wij in het licht wandelen,28) gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander,29) en het bloed30) van Jezus Christus, Zijn Zoon,31) reinigt ons van32) alle zonde.33) |
8) | Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij34) ons zelven, en de waarheid is in ons niet.35) |
9) | Indien wij onze zonden belijden, Hij is36) getrouw en37) rechtvaardig,38) dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. |
10) | Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem39) tot een leugenaar, en Zijn woord is40) niet in ons. |